Vechtscheidingsprogramma ‘Kinderen uit de knel’ van start

In opdracht van de gemeenten Aalsmeer en Amstelveen gaat het Familiecentrum de pilot ‘Kinderen uit de knel’ uitvoeren. Dit is een groepsprogramma voor kinderen die in de knel raken omdat hun ouders in een vechtscheiding zijn verwikkeld. Doel van het programma is de spanningen tussen de ouders te verminderen zodat de negatieve gevolgen voor de kinderen zoveel mogelijk beperkt blijven.

Kenmerkend voor deze nieuwe aanpak is de groepsgewijze benadering van zowel de ouders als de betrokken kinderen. Doel is het de-escaleren van de strijd en het weer centraal stellen van de kinderen. Vechtscheidingen ontstaan vaak door slepende meningsverschillen. Die worden bovendien vaak uitgevochten via advocaten, mediators of andere hulpverleners. Het kind of de kinderen kunnen dan de inzet worden van de strijd en worden de dupe van de scheiding van hun ouders. In Amstelveen zou het gaan om enkele tientallen gezinnen waar kinderen slachtoffer zijn van een zogenoemde vechtscheiding.

Het Familiecentrum is een is een groep gespecialiseerde therapeuten met een brede en jarenlange ervaring in het werken met kinderen en ouders. Deze ervaring is opgedaan zowel binnen de (gedwongen) jeugdzorg als binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie.

In de pilot ‘Kinderen uit de knel’ worden in eerste instanties zes families tegelijkertijd ondersteund. Er wordt in twee groepen gewerkt: een oudergroep en een kindergroep die beide geleid worden door twee of drie therapeuten. Voorwaarde voor deelname is dat de ouders hun juridische procedures stopzetten. Via het Amstelveenloket, 020 540 4911, kunnen gezinnen die in aanmerking komen zich aanmelden.

Wethouder jeugdzorg Jeroen Brandes: “In 2015 hebben we gemerkt dat het aantal vechtscheidingen in Amstelveen relatief hoog is. Hierbij gaat het vaak om hoogopgeleide, verbaal sterke ouders, die een sterke eigen visie hebben op de opvoeding en beide hun gelijk eisen. Kinderen zijn daar de dupe van. We proberen met programma’s als deze de negatieve gevolgen voor de kinderen zoveel mogelijk te beperken.”