Amstelvener Jules Schelvis is gisteren op 95-jarige leeftijd overleden. De Joodse Schelvis was oprichter van de Stichting Sobibor, die de herinnering aan dit vernietigingskamp levend wil houden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij als 22-jarige in Amsterdam door de Duitse bezetter opgepakt, tegelijk met zijn vrouw Rachel Borzykowski en een groot deel van zijn familie. Behalve zijn zuster en moeder werd zijn hele familie door de nazi’s omgebracht.
Op 1 juni 1943 werd Schelvis met ruim 3000 andere Joden op transport gezet naar Kamp Westerbork om uiteindelijk naar vernietigingskamp Sobibór te worden gebracht. Hij gaf zich op voor wat hij dacht dat de ordedienst van Sobibór was, maar hij werd tewerk gesteld in Kamp Dorohucza. Zijn vrouw Rachel en haar ouders werden in Sobibór vergast. Schelvis’ martelgang door zeven nazikampen duurde twee jaar. In 1945 werd hij in Kamp Vaihingen door Franse troepen bevrijd.
Na zijn pensionering in 1982 besloot Schelvis de hel die hij had meegemaakt te beschrijven. Hij schreef enkele boeken, waaronder Binnen de poorten en Vernietigingskamp Sobibor. In Sobibór, vlak bij de grens met Oekraïne, werden in ruim een jaar tijd ten minste 169.800[3][4] mensen, voornamelijk Joden, vermoord. Van hen waren er 34.295 afkomstig uit Nederland. Schelvis was één van de slechts achttien Nederlandse overlevenden.
Jules Schelvis was lang dé expert als het ging om vernietigingskamp Sobibor. De Universiteit van Amsterdam verleende hem in 2008 een eredoctoraat.
Bron: Wikipedia