Column: Quads

“Een Volkswagen Beetle!”. De man op het terras, die deze woorden sprak, keek mij vragend aan. Ik twijfelde heel kort of hij het echt tegen mij had, maar omdat ik alleen aan tafel zat was het aannemelijk dat dit inderdaad het geval was. “Die heb ik inderdaad gehad”, antwoordde ik. “Een gele.” “Vond je hem mooi?”, vroeg de man aangenaam verrast. Nog steeds had ik geen idee waar het gesprek naartoe ging. “Toen wel”, antwoordde ik. “Nu zou ik geen Beetle meer willen kopen.” De man draaide zich om naar zijn vrienden, wat later zijn voetbalteam uit Watergraafsmeer bleek te zijn, en riep: “Ik zei het toch! En ze heeft er ook nog een gehad!” De mannen lachten luid – ze waren een beetje aangeschoten. De wedstrijd die middag hadden ze gewonnen.

Het was zaterdag, 10 uur. De avond was nog jong. Hun keeper – duur leren jasje, de haren flink in het vet – vroeg aan mij welke auto ik nu zou zijn omdat ik immers geen Beetle meer was? Ineens begreep ik het spelletje – maar was ik zojuist echt met een dikke kever vergeleken? Ik herpakte me snel en zei zelfverzekerd: “Een Aston Martin, uiteraard”. Dat dwong respect af. ‘Een Aston Martin!”, riepen ze bijna in koor. De keeper zei dat ik dan wel erg duur in onderhoud was, maar voegde daar meteen aan toe dat dat voor hem geen enkel probleem zou zijn. Ik kreeg een knipoog. Het werd een lang en grappig gesprek over karakters en auto’s. De keeper was uiteraard een snelle Porsche Panamera, en de verdediger aan het tafeltje naast mij, vader van een zoontje van twee, voelde zich meer een oldtimer Mercedes: betrouwbaar en degelijk.

Toen mijn dochter een paar dagen geleden overstuur thuis kwam, nadat ze een vreselijk ongeluk had gezien met een quad op de Laan Nieuwer-Amstel, dacht ik terug aan dit onderwerp. Ik kan mij namelijk met heel veel voertuigen identificeren, maar niet met een quad. Als kind heb ik het gepresteerd over mijn eigen voet te rijden, terwijl ik op een kinderquad zat. En de vader van mijn kinderen scheurde ooit twee ribben en brak een schouder, toen hij met een quad in de woestijn van Katar met te hoge snelheid door een kuil reed. Deze vierwielige monsters, die in Nederland zijn toegestaan op de openbare weg, en waarvoor wel een gordel maar tot mijn verbazing geen helm verplicht is, zijn zogeheten risicovoertuigen. Ze lijken relatief eenvoudig te bedienen, maar quad rijden vergt bijzondere vaardigheden.

Het risico om met een quad zwaargewond te raken of om het leven te komen bij een ongeval is tien keer hoger dan met een personenauto. Het is ook vele malen gevaarlijker dan motorrijden, omdat vanwege het kantelpunt van quads, de berijder bij een ongeval veelal onder het voertuig terecht komt, en niet erachter – wat wel vaak het geval is bij motoren: de motor schuift dan door, en de berijder ligt erachter. Motorrijders dragen bovendien verplicht een helm.

De aantrekkingskracht van quads op jonge mannen is echter evident: een quad is stoer, mannelijk, krachtig en snel. Maar dus ook zeer risicovol. En als de verkeerssituatie dan ook nog ongelukken in de hand werkt, zoals helaas het geval is op de Laan Nieuwer-Amstel ter hoogte van het gemeentehuis, wordt het quad rijden nog gevaarlijker.. “Jij mag nooit op zo’n ding rijden mama”, zei mijn dochter streng, en ik moest het haar plechtig beloven. Dat deed ik, zonder nadenken. Ik ben zeker geen quad. Daar ben ik veel te voorzichtig voor. Die Aston Martin was ook een beetje opschepperij van mij. Als ik eerlijk ben voel ik mij de laatste tijd eerder een Fiat Panda. Of erger: een Daewoo Tacuma uit 2002 – die ik daadwerkelijk in bezit heb. Een Daewoo. Dat klinkt wel erg saai. Bij nader inzien was de vergelijking met een Beetle misschien toch zo erg nog niet..!

Leonie Ruiter

Foto: PiccoloNamek