Dinsdagavond, 19.45 uur. We zitten nog lekker na te tafelen wanneer de bakelieten jaren ’30 deurbel onze dwergteckel tot grote toonhoogte drijft.
Ik doe open. Een leuke jonge student staat voorzien van een jasje met logo en een soort perskaart die hem enige geloofwaardigheid moet toedichten ons op te wachten.
“Goedenavond, wat een mooi huis heeft u.†Ja, zo’n openingszin doet het altijd goed. Maar ‘goeie baard’ en “veel fietsen staan er in uw tuin, feestje?’, heb ik ook al eens gehoord.
Amstelveen is berucht om zijn gegoede middenklasse. Iets waarom bovenstaande situatie zich minstens twee per week voordoet… Rode Kruis, Dierenbescherming, Jantje Beton, Kika, Unicef, Warchild en Help de walvis verzuipt; ze komen allemaal voorbij. En waar de uitstervende collectebus meestal bemand wordt door de mens op hogere leeftijd, lijken deze kids steevast aangenomen om hun mooie smoeltje en vlotte babbel.
In vroeger jaren stalen de nog jonge Cor van Hout en zijn vrienden een collectebus en probeerden zo hun flipperkastgeld veilig te stellen. In de jaren 80 werden leuke kids uit Amsterdam-Zuid en Amstelveen vervoerd naar het strand om daar ansichtkaarten te verkopen voor onder andere de stichting ‘Red de zeehond’ met als onvergetelijke tagline: ‘Laat Bassie in zijn jassie… Tot nu toe allemaal nog neigend naar criminaliteit, maar inmiddels lijkt deze ondergrondse activiteit naar een corporate situatie te zijn verhuisd en ik weet niet wat ik daar van moet denken.
Ik heb inmiddels ook mijn verhaal klaar, iets over dat ik al zes organisaties steun (zijn er eigenlijk vier) en er niet nog een aan ga toevoegen. Maar ik vermoed dat er mensen zijn die geen nee kunnen zeggen.
Vanavond is een ander fenomeen aan de deur gekomen. Een ventje die een contract wil verkopen voor het schoonmaken van mijn containers, omdat de gemeente daar mee zou stoppen… Hoe fijn is internet dan… dit is namelijk helemaal niet waar! Toen ik terugliep naar de deur om hem dat eens te vertellen, was deze gast verdwenen. Dat is maar beter zo.
Jon-patrick Terleth
Foto: Raimond Spekking