Column: Finale

13 mei 1992. Ik ben al de hele dag zenuwachtig en stap op mijn fiets, richting het Olympisch Stadion. Vrij snel na het oversteken van de stadsgrens ter hoogte van Ome Joop verschijnen de grijze noodgebouwtjes van de VU… De perfecte plek voor het stallen van onze fietsen.

Het laatste stuk te voet, niet meer alleen, maar inmiddels hele hordes supporters met hier en daar een bekende. Altijd leuk, lekker even schreeuwen om je zenuwen te laten zakken.

Stemmen zijn sowieso interessant bij een wedstrijd, samen met mijn broer en een vriend rustig pratend over van alles en nog wat gaat het richting het stadion steeds meer alleen over voetbal. Waarbij het betreden van de betonnen bak zelf vrijwel iedereen zijn ‘stadionstem’ op zet. Die zit ergens aan de bovenkant van je mond, tussen je keel en neus in. Interessant fenomeen van jong tot oud. Eeehhwoww… Jeeeheee… of zoiets.

In dit geval was er nog niet gegeten, en naast de diverse hotdogkarretjes was er maar één mogelijkheid: de roemruchte Febo recht voor de hoofdingang. Deze was zo druk dat wanneer je je geld er in gooide, je heel snel moest zijn om je eigen grillburger te bemachtigen… Maar dat lukte me uiteindelijk wel… Drie keer.

Op naar onze plaatsen, vak TT, niets bijzonders, spartaans zelfs, ware het niet dat het de UEFA-cup finale was van dat jaar: de return van Ajax tegen Torino. Toen nog in twee wedstrijden. Mijn eerste finale -van Ajax dan, was ooit bij Everton – Rapid Wien, maar dat telt niet- met kaarten via een bevriende Ajax-sponsor (ook toen al noodzakelijk).

De finale van ’87, daar weet ik technisch gezien weinig meer van. Ja, dat wij direct na ons eindexamen naar een Sporthuis Centrum-huisje in Limburg waren gereden (tja, nu vliegen ze traditioneel naar Mallorca). Direct na de finale zijn wij naar Amsterdam gereden en  parkeerden onze auto het op het gras van het Leidsebos! Daarna reed ik mijn uitlaat eraf, zette deze er onderweg weer onder de auto vast en reed terug naar Venlo.  De finales van de jaren ’70 zat ik op de peuterschool, dus daar weet ik helemaal niets meer van.

De finale tegen Torino was een draak van een wedstrijd, maar wel een geweldige, die uiteindelijk op doelsaldo gewonnen werd. Daarna zijn we te voet via het huis van Dennis Bergkamp (ziek thuis) naar het Leidseplein getogen.  Even feesten en weer terug, de stad uit. De serene rust van Amstelveen in, zo sereen dat ik al snel word aangehouden door een zwarte Ford Escort van de plaatselijke politie. Met fiets en al naar het bureau. ‘Die fietsen zijn verdacht’ En ik blijkbaar ook. Het liep allemaal met een sisser af, maar het verschil tussen beide steden was weer even gemaakt.

Vandaag zal ik vanaf mijn eigen bank toekijken, hopelijk juichen en voor heel even, met een stadionstem!

Jon-patrick Terleth