Column: Bekenden

Het was ook eigenlijk wel gekkenwerk. Een dag na een knieoperatie op krukken lopen van Bankras naar het Oude Dorp. En het vuur dat uit de ogen van mijn vriendin spoot toen ik vertelde dat ik toch nog even wilde gaan deed mij ook echt bijna besluiten om niet te gaan. Maar ja, de hang naar gezelligheid he? En dus liepen we samen, rond een uur of half 3, richting Oude Dorp om toch nog een stukje van Koningsdag mee te kunnen vieren. We deden er maar een half uur over.

Terwijl de eerste families met kleine kinderen er alweer genoeg van hadden, en met volle kinderwagens richting huis of auto liepen, wandelden wij in tegenovergestelde richting het dorp binnen.

De eerste die we tegen het lange lijf liepen was meneer Raat, niet te missen. Uiterst vriendelijke heer, hij herkende en begroette mij en we maakten een kort babbeltje. Ik had eerder, via mail bij hem geïnformeerd naar het pandje van de firma Zegwaard, puur uit interesse en omdat het me zo verdomde leuk lijkt om daar iets leuks vanuit te beginnen, omdat ik niet hoop dat het karakteristieke pand verloren gaat of er een hele dure projectontwikkelaar mee vandoor gaat, maar dat het onder Amstelveners blijft, en na wat heen en weer gechat zeiden we elkaar gedag. Ik in de hoop dat meneer Raat zich sterk zal maken voor mijn wens, hij waarschijnlijk met de gedachte dat hij bang is dat het toch een projectontwikkelaar wordt.

Ik zag Ad staan, de kapper. Nog zo’n karakteristieke Amstelveense kop, met z’n grijze krullen. Hij zag ons niet, was omringd door mensen en flessen wijn. ‘Die hebben het gezellig’, dacht ik, een harde lach van Ad bevestigde mijn vermoedens.

We liepen door, richting de hoek waar Het Wapen zijn voordeur heeft zitten. Hier begon de drukte pas echt goed, we moesten links om de mensenmassa heenlopen die samengedromd voor het café stonden. Ik weet niet of samengedromd in de dikke van Dale staat, maar het is een verdomd fijn woord om te gebruiken, en op Koningsdag mag alles.

Met krukken lopen bleek nu toch best een opgave, de ruimtes werden kleiner en het was best lastig om tenen van anderen te ontwijken. Ik zag nog meer bekenden, van het hockey, of ouders van school, of bekenden van vroeger die nu allemaal “Heee!” heten omdat je hun namen vergeten bent, en nog meer échte Amstelveense koppen waarvan je je elke keer als je ze tegenkomt afvraagt “Waar ken ik die ook alweer van?” maar die je in werkelijkheid nog nooit gesproken hebt. Ik ken heel veel bekenden die ik niet ken. Of zij mij niet.

Mensen vriendelijk opzij duwen met krukken kán, maar is niet nodig: zodra ze zien dat je die onhandige stokken met je meedraagt doen ze een stap opzij en laten je passeren. Er werd zelfs, eenmaal aangekomen bij mijn favoriete kroeg, een plekje voor me vrijgemaakt, ik mocht hangen tegen een lantaarnpaal. Waar heb je je vrienden voor. Er werd bier gehaald, en nog meer bier, we dronken het op en toen haalden we nog meer bier, behalve ik want ik hoefde met mijn kapotte knie niet te halen. Daar heb je je vrienden voor.

Het was gezellig, en het werd steeds gezelliger. George kwam nog even informeren, had mij onhandig zien doen met die klerekrukken toen ik naar het toilet moest, en verklaarde mij, zoals velen, voor gek dat ik was komen lopen. Dat ik überhaupt was langsgekomen.

Het kon me niks schelen. Ik had een mooie dag. Eigenlijk was het een herhaling van vorig jaar en vele jaren daarvoor, maar ik vermaakte me. Ik hoef de stad niet meer in, het Oude Dorp is prima. En ook deze keer was het weer gelukt om níet bij Abina langs te gaan, een traditie die ik ook graag in stand hou. Ik ben niet zo van het “ENDAARGAANWEMETZUNALLEEEEEEUH!”, zeg maar. Nee, vrienden om mij heen, lachen om en met elkaar, wat biertjes, en Hugo is gelukkig.

Die pokkekrukken laat ik volgend jaar thuis.

[efspanel style=”callout” type=””]
[efspanel-header]
Hugo Baudert
[/efspanel-header]
[efspanel-content]

Hugo Baudert, uit het mooie wijnjaar 1970, is een echte Amstelvener. Geboren op de van Heuvengoedhartlaan, opgegroeid in Waardhuizen en rondgezworven door het Oude Dorp en Westwijk, even uitgevlogen richting Amsterdam, is hij nu geland in de Bankrasbuurt.

Het grootste deel van zijn leven werkzaam ‘in de reclame’, heeft hij wat lopen klooien met hout, tapte hij biertjes maar is hij nu als zelfstandig copywriter aan het werk. Dat doet hij met  www.verhaalmeteenbaard.nl. Onbescheiden zegt hij: “Ik ben gewoon dé creatieve geest die elk bedrijf nodig heeft.” Jij zegt het Hugo!

[/efspanel-content]
[/efspanel]