Donderdagmiddag een uur of vijf, de Bovenkerkerweg tussen Co van der Horst en het stoplicht Noordammerlaan en Sportlaan. En ik reed hard. Niet te hard, maar wel hard. Normaal rijd ik als een suffe Koos Spee, maar dat moment zat ik waarschijnlijk in een onnodige ‘druk-druk-druk-modus’ of zo. Ik reed trouwens niet hard genoeg, want ik haalde nèt niet het groene stoplicht voor rechtdoor de Handweg op.
En dus stond ik daar, wachtend op het groene licht. Het verkeer dat wel groen licht had trok op. In hun eigen druk-druk-druk-modus op weg naar hun volgende afspraak. Een nieuwe witte en schone Connexxion bus vol met uitgebluste forensen, blinkende leasebakken met mannen met zonnebrillen, brullende scootertjes met bellende pubers en veel fietsers. Heel veel fietsers. En natuurlijk een bakfietsmama met een kwart dozijn hockey-koters, we hebben het hier tenslotte wel over Amstelveen. Ik lette niet op het stoplicht, want door de drukte om me heen was het wel duidelijk dat ik voorlopig niet aan de beurt was. Herman Finkers flitste door mijn gedachten. Want niet alleen in Almelo maar ook in Amstelveen is altijd wat te doen. Ook hier gaat het licht op rood, oranje en groen. Behalve voor mij dan.
In mijn rechterooghoek zag ik haar plotseling staan. Of eigenlijk zitten, gehurkt zitten om precies te zijn. Als er iemand op een meter afstand van jouw auto hurkt, dan dat valt op. Zeker als alles om je heen bestaat uit voorbij razende druk-druk-druk-mensen. Het was een wat oudere dame, ze droeg een gebloemd mutsje en een te dikke rode jas. In eerste instantie dacht ik dat ze struikelde of onwel was geworden en dat ze daarom plotseling door haar knieën ging. Ik schrok lichtjes en richtte mij op uit mijn stoel. Moest ik uitstappen om haar te helpen? Ook als het licht straks op groen springt en mijn auto het verkeer blokkeert? Ik tilde mezelf verder op uit mijn luie autostoel en leunde naar rechts, om het allemaal beter te kunnen zien. Beetje rare situatie dit, maar tegelijk ook raar genoeg om te willen weten wat er nou precies aan de hand was. En toen zag ik het. De oudere dame was niet alleen.
Want aan haar hand had ze een klein schattig manneke. Een dreumes van een jaar of twee, misschien drie. Sandaaltjes met witte sokjes, een opvallend kort broekje en ook hij droeg een jas die te warm was voor de tijd van het jaar. En ook dreumes was door zijn knieën op z’n hurken gegaan, pal voor het stoplicht, precies naast mijn auto. En toen werd het mij allemaal duidelijk. Want in zijn knuistje hield dreumes een bloempje vast, zo’n gele boterbloem en waarschijnlijk net geplukt uit de berm naast het stoplicht. Zo’n gele boterbloem waar de bermen vol mee staan en die wij zelf als onkruid uit onze tuintjes zouden wieden. Dreumes zou zo’n boterbloem nooit wieden. Wel plukken. En ik zag hem het gele bloempje met een grote glimlach aan de dame geven, het zal ongetwijfeld zijn oma zijn geweest. Ze glimlachten allebei en door mijn dichte ramen en de herrie van het verkeer, dacht ik er zelf maar een ‘wat mooi, dankjewel lieverd’ bij.
En hoe druk het ook om hen heen was, op hun hurken waren ze nu met z’n tweetjes volledig verdwaald in hun moment met die net geplukte boterbloem. Pal naast hen raasden brullende scooters en joelende hockey-koters voorbij, maar het deed hen helemaal niets. De wereld om hen heen bestond even niet. Ook mijn te grote diesel die op nog geen meter afstand stond te stinken en te pruttelen, het deed hen totaal niets. Ze hadden zich volledig voor alles en iedereen afgesloten. Alleen zij met z’n tweetjes, allebei op hun hurken en genietend in hun eigen wereld van een vers geplukte gele boterbloem. Iets anders bestond er voor hun op dat moment simpelweg niet.
Te midden van al die lawaaierige druk-druk-druk-mensen en hun stinkende diesels, creëerde een dreumes, zijn oma en een vers geplukt boterbloempje, het mooiste moment van de dag. In ieder geval voor mij.
Achter mij begon een auto te tuutteren. En nog eentje. Het stoplicht was inmiddels op groen gesprongen en dat was mij als eerste in de rij ontgaan. Met een opgestoken hand ter verontschuldiging gaf ik gas en reed de Handweg op. Er verscheen een grote glimlach op mijn gezicht en ik moest weer aan Herman Finkers denken. Want of je nou wel of geen oog hebt voor het groen, in Amstelveen is altijd wat te doen.
[efspanel style=”callout” type=””]
[efspanel-header]
Jeroen Franken
[/efspanel-header]
[efspanel-content]
Jeroen Franken (1969) noemt zichzelf een ‘die-hard Amstelvener van de 4e generatie’. Hij groeide op in de Oude Karselaan, doorliep het Amstelhoven en het KKC, is actief bij lokaal maatschappelijke initiatieven en woont samen met Natasha en hun zoon Bobby in de Westwijk.
Met zijn bedrijf Blue Fish helpt hij bedrijven en organisaties bij de inzet van Social Media en is hij actief lid van de Ondernemersvereniging Amstelveen. Bij voorkeur spreekt, traint, schrijft en blogt hij over social media, LinkedIn en ondernemen, maar voor RTVA schrijft hij ook graag over ‘zijn’ Amstelveen.
(follow via @BlueFishConsult & info via DeLinkedinExpert.nl)
[/efspanel-content]
[/efspanel]