Column: Film van Ome Willem

De identiteit van onze woonplaats is niet makkelijk te bepalen. Ik zeg graag in de appendix van onze hoofdstad te wonen. Op de kaart lijkt dat ook zo. Misschien wel te veel eer voor Amsterdam en te weinig vertrouwen in Amstelveen. Ik bedoel, de appendix is geen nutteloos orgaan maar een schuilkelder voor bacteriën, ingezet daar waar nodig. Gezien onze recente geschiedenis redelijk in de richting, nog altijd een plezant toevluchtsoord voor nationale en internationale gangsters, maar natuurlijk ook voor expats en andere forenzen.

Als kind was dit de stad waar ik naar school ging, voetbalde, de bloemencorso bekeek en meeliep met de intocht van de sint vanaf het oude gebouw van Van Leer. Verder leek er niet heel veel te beleven.

Neem nu Franeker, dit dorp was iedere week voor mijn gevoel wel ergens het middelpunt van: Ria Bremers Stuif es in, Ome Willem, Vlieg er is in, Klassewerk, Dick Passchiers Zeskamp, Stedenspel en Spel zonder Grenzen… Zelfs Chiel Montagnes Op losse groeven… Allemaal kwamen ze wel eens in, jawel, Franeker. Nooit in Amstelveen, en dat deed zeer.

Zo voelde dat in die tijd voor mij en dus ook voor mijn latere vrouw. Zo zeer dat toen De Film van Ome Willem werd aangekondigd ergens in het oude MOC gebouw, zij haar moeders ziel wist te raken en er kaartjes werden gekocht voor de voorstelling.

Iets wat naar later bleek het begin van haar hekel aan Edwin Rutten. Alles bleek anders, er waren geen camera’s, geen plasgeitebreiers, geen grote geitebreier, muziekgeitebreiers, kortom helemaal geen geitebreiers. Wel drie types die door moesten gaan voor Teun, Toon en August. Alles was dus anders behalve Edwin Ruttens personage, Ome Willem…

Dit bleek helemaal geen aardige man, maar juist een irritante vent die liever had zitten scatten (broodje poep?) in een jazzclub dan kleine kindjes een leuke middag te bezorgen in een winderig Amstelveen. Nee, Ome Willem kwam eindelijk naar onze stad, maar daar bleef het bij (en het beroemde petje dan).

Ouder geworden snapte ik al snel dat voor actie ik heel simpel op buslijn 170, 172 en 67 kon stappen. Maar als klein kind had ik toch, gouden stuiver om m’n nek, graag een keer meegeschreeuwd in die losse volle tent van Ria Bremer: naaar liiiinks, liiiiinks, liiiiiiiiinks!!!

Jon-patrick Terleth